Het Christendom ontstond rond het jaar 100 na Christus. In dit tijdvak waren de Romeinen de baas in Palestina. Dit is het land waar Jezus Christus in het jaar 0 geboren is. De Romeinen waren altijd erg gelovig geweest. Maar hun geloof leek niet erg veel op het Christendom. Het leek meer op de religie die de oude Grieken ook hadden gehad. Zij geloofden namelijk in meerdere goden. We noemen dit polytheïsme.
De Romeinse religie was de staatsreligie. Dat betekende dat iedereen deze godsdienst moest beoefenen. Vanaf het jaar 42 voor Christus betekende dit ook dat men de keizer ging vereren. In het jaar 42 voor Christus werd Julius Caesar namelijk vergoddelijkt. Dit betekende dat hij een tempel en priesters kregen die hem vereerden. Twee jaar na zijn dood werd hij dus gezien als een god. Dat was voor dit tijdvak redelijk normaal.
In het jaar 44 voor Christus werd hij vermoord omdat de senaat dacht dat hij koning wilde worden. Dit zou betekenen dat de senaat haar macht zou verliezen aan Julius Caesar. Maar Caesar was in zijn testamant erg gul richting de stad en zijn bewoners. De tuinen van Caesar werden aan de stad gegeven en iedere burger kreeg 10 weken loon. Een goede vriend van Caesar vertelde de burgers wie de moordenaars van Caesar waren. De burgers verbrandden de huizen van de moordenaars. Nu werd de vriend van Julius Caesar de baas van Rome. Deze vriend heette Marcus Antonius. In het jaar 27 voor Christus liet Marcus Antonius al zijn bezittingen na aan Augustus. Augustus werd de eerste keizer in de geschiedenis. Hij regeerde tot het jaar 14 na Christus.
Ook Augustus werd na zijn dood vergoddelijkt. En zoals gezegd, moesten alle inwoners van het Romeinse Rijk de keizer vereren. De Romeinse religie was namelijk staatsreligie. Maar dit was een probleem voor de vele Joden die leefden in het oosten van het Rijk. Zij mochten van hun geloof alleen hun eigen God vereren. Vanaf het jaar 100 na Christus waren er ook steeds meer Christenen. Zij hadden hetzelfde probleem. Ook zij mochten niemand naast hun eigen God vereren. Dit was de reden dat de Romeinen de Joden en Christenen vervolgde.
De Christenen kregen de schuld van alle rampen die het Romeinse Rijk troffen. De vervolgingen duurden tot de tweede eeuw. In de tweede eeuw zei keizer Trajanus dat de Christenen met rust moesten worden gelaten. Ze mochten niet meer actief vervolgd worden. Toch bleven de Romeinen de Christenen en Joden zien als een gevaar voor de samenleving. Het Christendom was ook nog steeds verboden.
Keizer Constantijn veranderde dit. In 312 trok hij het verbod op het Christendom in. In het jaar 312 had hij namelijk een oorlog gewonnen omdat hij had gebeden tot de God van de Christenen. Het duurde echter nog een hele tijd voordat het Christendom de nieuwe staatsgodsdienst werd. Pas in 394 maakte keizer Theodotius van het Christendom de staatsgodsdienst. In de geschiedenis van het Christendom was dit een grote stap. Het betekende dat zij nu veranderd waren van een verboden religie in de enige toegestane religie.