Het Nederlandse woord democratie stamt van de Griekse woorden dèmos en krateo af. Dèmos betekent ‘het volk’ en krateo betekent ‘heersen’ of ‘regeren’. Letterlijk betekent democratie dus: het volk regeert. Dat het woord democratie afstamt van het Grieks is niet toevallig. De oude Grieken waren het eerste volk in de westerse geschiedenis met een democratie. De democratie werd hier ingevoerd in 507 voor Christus. Dit is ongeveer 300 jaar voordat het Griekse rijk werd overgenomen door de Romeinen.
Toch was de democratie in het oude Griekenland heel anders geregeld dan nu. In het oude Griekenland mochten alleen burgers stemmen. Maar niet iedere stadsbewoner was ook burger. Een burger moest namelijk genoeg geld hebben om een wapenuitrusting te kunnen kopen. Alleen als hij mee kon vechten om de stadstaat te beschermen kon hij zichzelf een burger noemen. In dit tijdvak konden eigenlijk alleen mannen burger worden. Als er belangrijke politieke beslissingen moesten worden genomen werd er een volksvergadering gehouden. Zo’n volksvergadering noemen we een ekklesia. Hierbij waren wel 6000 burgers aanwezig.
Als er een beslissing in de ekklesia werd genomen, gold deze niet voor heel Griekenland. Hij gold alleen voor de stadstaat. Een stadstaat noemen we een polis. Het woord politiek stamt af van het woord polis. Het verwijst naar de rol die de burgers in het besturen van de polis hadden. Niet alle poleis (meervoud van polis) waren democratisch.
We hebben niet alleen de democratie afgekeken van de Grieken. De Grieken hebben ook de basis gelegd voor onze wetenschap. Alle wetenschap begon door middel van filosofie. Filosofie betekent ‘het liefhebben van wijsheid’. Filosofen dachten kritisch na over verschillende dingen en wilden hierdoor wijzer worden. De eerste filosofen noemen we sofisten.
De eerste belangrijke Griekse filosoof komt uit het tijdvak van de Griekse rijk. Dit was Socrates. Socrates had een kritische houding ten opzichte van de Atheense democratie en zijn heersers. De heersers vonden dat hij te veel vragen stelde over dingen die zij heel normaal vonden. Ze waren bang dat Socrates een slechte invloed uitoefende op de jeugd en daarom werd hij dan ook ter dood veroordeeld. De belangrijkste leerling van Socrates was Plato. Hij keurde de democratie af. Plato wilde liever dat de stadstaten geregeerd werden door filosofen.
De oude Griekse filosofen schreven over alles. Zowel over religie als over economie, politiek, de natuur of geneeskunde. Maar rond 600 voor Christus begon natuurfilosofie een aparte categorie te worden. In de natuurfilosofie hadden de filosofen vooral aandacht voor de aarde en het heelal. Ze onderzochten ook het menselijk lichaam en kwamen veel te weten over verschillende ziekten. Voordat ze dit onderzoek deden dachten veel mensen dat een ziekte door de goden veroorzaakt werd.
De belangrijkste arts van de geschiedenis was Hippocrates. Hij leefde van 460 – 380 voor Christus op het eiland Kos. Hij dacht dat het menselijk lichaam bestond uit een evenwicht van vier verschillende sappen: Bloed, slijm, gele gal en zwarte gal.