Nederland had aan het begin van het tijdvak van pruiken en revoluties geen koning en weinig adel. Het land werd geregeerd door de regenten. De regenten hadden de macht gegrepen toen de stadhouder Willem III was overleden. Maar het volk was ontevreden over de regering door de regenten. Toen de Franse koning Lodewijk XV in 1747 Nederland binnenviel, benoemden ze Willem IV als stadhouder van alle Nederlandse gewesten. Het Nederlandse volk hoopte dat Willem IV meer voor het volk zou doen dan de regenten deden. Maar dit was niet het geval.
Zowel Willem IV als zijn zoon Willem V waren absolute vorsten. Dit betekende dat zij alleen heersten en met niemand overlegden. Ook in Frankrijk hadden ze in de 18e eeuw absolute vorsten. In het begin van dit tijdvak regeerde koning Lodewijk XIV, gevolgd door koning Lodewijk XV. Koning Lodewijk XVI was de laatste koning van het Ancien Régime. Dit betekent oud bestuur. Er was namelijk een nieuwe manier van besturen omschreven door de Franse filosofen.
Jean Jacques Rousseau was één zo’n filosoof. Hij schreef over de volkssoevereiniteit. Dit betekende dat het land moest worden geregeerd zoals het volk dat wilde. Een andere belangrijke Franse filosoof uit de geschiedenis was Voltaire. Hij was een van de eersten die schreven en opkwamen voor de rechten van de mens.
Veel van de zaken waar de verlichtingsfilosofen (want zo noemen we de Franse filosofen uit de 18e eeuw) voor streden zijn later opgenomen in de grondwet. Hierin staan onder andere zaken zoals vrijheid van godsdienst, vrijheid van meningsuiting en een verbod op discriminatie.
Maar voor het zover was moesten eerst de absolute heersers van hun troon worden verstoten. Dit gebeurde niet zonder slag of stoot. In Frankrijk was Lodewijk XVI de laatste koning. Hij had het land slecht geregeerd. Hij kon niet met geld omgaan waardoor Frankrijk bijna failliet was. Bovendien waren er veel mensen die geen belasting betaalden. Alleen de burgerij en de boerenbevolking waren verplicht dit te doen. De bevolking was verdeeld in ongelijke standen. De Parijse sansculotten streden daarom voor het aftreden van de koning. Dit deden ze tijdens de Franse revolutie. Zij waren het oneens met de voorrechten die de Franse adel had. Ze streden voor gelijkheid en meer rechten.
In 1789 was Parijs een gevaarlijke stad. Er waren heel veel rellen tussen het Franse volk en de regering. De belangrijkste rel was de bestorming van de Bastille. De Bastille was een gevangenis waar de heersers vijanden van de republiek gevangen hielden. De bestorming was het begin van de Franse revolutie en een heel belangrijk punt in de geschiedenis. Het was ook een erg bloedige periode. Vele Franse edellieden werden ter dood veroordeeld. Ook de koning werd in 1791 onthoofd onder de guillotine. Maar na de Franse Revolutie was er meer ruimte voor democratie en emancipatie.
In Nederland werd de absolute vorst ook van zijn macht ontdaan. In 1794 was dit de stadhouder Willem V. Het Nederlandse volk had zich tegen hem gekeerd. Ook zij streden voor democratie, vrijheid, gelijkheid en emancipatie. Zij noemden zichzelf patriotten. Hun revolutie noemen we de Bataafse revolutie. De patriotten kregen hulp van Frankrijk waardoor Willem V moest vluchten naar Engeland.
Frankrijk had nu namelijk een sterk leger dat streed voor vrijheid, gelijkheid en democratie. Dit leger werd geleid door Napoleon Bonaparte. De Nederlandse Republiek werd nu de Bataafse Republiek. De Bataafse republiek was zelfstandig, maar omdat het de hulp van Frankrijk had ingeroepen moesten ze veel geld aan de Fransen betalen